Teksten over de objecten 1990 - 1999

TICHELWERK 1990 Uithuizen, Brabant
Materiaal cortèn-staal, aarde, doorsnede 2500 cm

Tichelwerk bestaat uit een cortènstalen cirkel met een middellijn van twee meter, die in drie stukken uit elkaar gescheurd en verdeeld is. De drie delen van het object verschillen onderling in hoogte: 20, 45 en 75 centimeter.
Tichelgrond is de naam voor steenbakkersklei. Het beeld verwijst naar afgravingen op het Groninger land, waar vroeger vele steenfabrieken stonden.
René de Boer gebruikte de cortènstalen vormen van Tichelwerk in 1990 tijdens een tentoonstelling in het Dingebos te Uithuizen (‘Dingebos 1’).
Hij maakte een afgraving in de aanwezige kleigrond. Rondom de cortènstalen gebroken cirkel maakte hij in de klei terrassen van verschillende hoogten. Object en omgeving gingen zo volledig in elkaar op.
De grootste cirkel rondom het object had een middellijn van ongeveer dertig meter. De opgegraven grond werd gebruikt om aan één kant van de afgraving een wal te vormen. Er werd een verbinding met een sloot gemaakt, zodat de afgraving bij hoog water af en toe in het water stond.
In 2000 is het cortènstalen object verkocht aan een verzamelaar in Brabant.

HOORNEN 1990, Ceresdorp, Stadskanaal
Materiaal gekleurd staal, h. 450 en 570 cm, doorsnede 70 cm

Begin 1990 opende de gemeente Stadskanaal een openbare inschrijving voor een ontwerpopdracht van een beeld bestemd voor Ceresdorp. Er was voor de ideeënschetsen en de uitvoering van het beeld fl. 17.000 beschikbaar, inclusief BTW.
Het beeld moest verwijzen naar de godin van de landbouw Ceres en de vruchtbaarheid van de grond tot uitdrukking brengen. Daarbij moest het beeld de bevolking van Ceresdorp, een wijk van Stadskanaal, aanspreken. Uit de kunstenaars die op deze opdracht hadden ingeschreven werden twee geselecteerd om elk voor fl. 500 een ideeënschets te leveren. In maart 1990 kreeg René de Boer de definitieve opdracht.
Hij maakte in zijn werkplaats te Usquert twee Hoornen van 4.50 en 5.70 meter hoog. Ze hebben aan de basis een doorsnede van ongeveer 70 centimeter, bestaan uit conisch gewalste delen van ongeveer 50 centimeter hoogte en eindigen in een punt. Het gewicht per Hoorn is ongeveer 400 kilo. De basis van de Hoornen is zwart donkergroen van kleur. Per segment verandert de kleur van groen naar blauw, tot hemels lichtblauw bij de punt.
Voor de hoorn werd als vorm gekozen omdat deze een oud Egyptisch symbool voor vruchtbaarheid is. De Romeinse godin van de landbouw draagt een hoorn des overvloeds. Bovendien is de hoorn het zinnebeeld van trots en kracht, wat Ceresdorp - als sociaal niet het sterkste deel van Stadskanaal - wel kon gebruiken als oppepper. Tenslotte kan een Hoorn als een gestileerde C van Ceresdorp gelezen worden. De twee Hoornen vormen als het ware een toegangspoort naar Ceresdorp .
Via de gemeente Stadskanaal werkte een aantal inwoners van Ceresdorp mee aan het graven van de fundatie voor het beeld.
Tijdens de uitvoering van de Hoornen kwam een delegatie van Ceresdorp een paar keer kijken in René de Boer zijn werkplaats in Usquert om te zien hoe het beeld vorderde. In oktober 1990 plaatste hij de Hoornen in Ceresdorp.
De beelden werden in november onthuld door Sinterklaas. Er was warme bisschopswijn, ranja, frietjes. Kinderen stuurden uitgelaten ballonnen de lucht in.

Normaal gesproken wordt er voor het uitwerken van een ideeënschets 10% van het bedrag van de opdracht uitgetrokken om berekeningen uit te werken in een ontwerpopdracht. In de provincie Groningen werd het normaal gevonden geen ontwerpopdracht te verstrekken. Wel werd er van de kunstenaar bij het tekenen van het contract voor de uitvoering van het beeld een constructieberekening verwacht. De kosten voor een ingenieursbureau zouden fl. 2.500 bedragen. René de Boer weigerde dat onderdeel deel van het contract te tekenen, daar er immers geen ontwerpopdracht gegeven was. De constructie was zijns inziens meer dan veilig. De gemeente Stadskanaal ging hiermee akkoord. Het Centrum Beeldende Kunsten te Groningen, dat de opdracht coördineerde, was echter woedend. Er bleef fl. 16.000 over om de opdracht te realiseren. (fl. 17.000 min twee maal een schetsopdracht à fl. 500)

POORT 1991 Uithuizen, Wagenborgen
Materiaal cortèn-staal, h.3000 cm, br. 440 cm, diepte 480 c
m, aarden heuvel 500 cm

Deze cortènstalen poort die René de Boer met hulp van zijn jongste zoon uitvoerde, was bestemd voor de beeldententoonstelling ‘Dingebos 2’ in Uithuizen in de zomermaanden van 1991.
De Poort werd geplaatst in een bocht van een betonpad. Bewust legde René de Boer een ‘hazenpad’ aan, dat dwars door de Poort heen liep zodat de bocht afgesneden kon worden. Hiervan werd door bezoekers van ‘Dingebos 2’ prompt gebruik gemaakt, lopend of fietsend.
Het beeld bestaat uit twee stoere zware dragers waarop een horizontale ruitvorm ligt. De basis van de Poort bestaat uit onversneden platen 4 millimeter dik cortènstaal. De Poort is naar boven trapvormig en symmetrisch. Het totale gewicht is ruim 1400 kilo.
De Poort kon in drie delen vervoerd worden en werd ter plekke met bouten in elkaar gezet. Ondanks het gewicht en de hoogte van ongeveer bijna drie meter, was het niet nodig de Poort voor de duur van een tentoonstelling te funderen.
In 1995 kreeg het beeld een definitieve plek in het bos aan de Bronsweg te Wagenborgen. René de Boer schonk de cortènstalen poort aan de Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden, op voorwaarde dat de Poort gesitueerd zou worden bovenop een ruitvormige, 5 meter hoge heuvel. Dat gebeurde.
De ruitvorm van de heuvel komt overeen met die van de Poort. De heuvel ligt op het snijpunt van de hoofdpaden. Zolang het bos nog laag is, is de Poort tot in de verre omtrek zichtbaar. De Poort maakt van verre een lichte indruk met zijn hoge poortopening en de in het zicht gelaten constructie van ribben en platen. De Poort decoreert, trekt aan, biedt uitzicht en is schuilplaats.

GROEI 1993 Winschoten, Sellingen, Zwolle, Arnhem
Materiaal cortèn-staal, gedeeltelijk gekleurd, h. 700 cm

Het thema van de beeldententoonstelling ‘Winschoten in beeld 1993’ was ‘Groei’. De tentoonstelling vond plaats in de maanden juni en juli in het Rosarium te Winschoten. Gerard Schenk, directeur van het cultuurcentrum de Klinker te Winschoten, was de grote drijfveer van deze tweejaarlijkse tentoonstellingen.
Tien beeldhouwers werden uitgenodigd om deel te nemen, waaronder René de Boer, die aan eerdere tentoonstellingen in het Rosarium had meegedaan. Ondanks het thema ‘Groei,’ werd het de laatste beeldententoonstelling in het Rosarium. Gerard Schenk nam afscheid van het cultuurcentrum de Klinker en overleed enige jaren later.
René de Boer maakte het cortènstalen beeld Groei van zeven meter hoogte met hulp van zijn vriend Bram Hoogendam (1945 - 2003). Ook dit beeld van René de Boer bestaat uit segmenten die omhooglopend kleiner worden. Je kunt je daar een trap naar de hemel bij voorstellen. Het beeld bestaat uit twee delen, van zeven en zes meter hoogte. Ze zijn aan de basis met elkaar verbonden en wijken uit elkaar naarmate ze hogerop rijzen. De vlakken tegenover elkaar zijn gekleurd, van donkergroen aan de grond tot geelgroen bovenaan. De andere zijden van het beeld hebben de aardse kleur van het cortènstaal behouden.
‘Groeien,’ zo schreef René de Boer in een toelichting bij zijn beelden in de catalogus van de tentoonstelling, ‘is: toenemen, meer worden, uit de aarde tevoorschijn schieten. Veel in ons leven is gericht op groei, fysiek, emotioneel en financieel. Net als de geboorte de dood inhoudt, leidt de spiraal van wassen en gedijen en ook weer tot verval: het terugkeren naar de aarde.’ Groeien is je eigen weg zoeken, maar bij wezenlijke groei blijf je verbonden. In dit monumentale beeld is dit ‘onlosmakelijk losmaken’ verbeeld.
Het beeld Groei bleef tot en met 1994 in het Rosarium te Winschoten en verhuisde daarna naar de tuin van Gerard Schenk in Sellingen. In 1997 stond het een jaar bij de ingang van de kamer van Koophandel in Zwolle als onderdeel van een beeldententoonstelling van galerie Hofvliet te Zwolle. Tijdens de zomertentoonstelling van galerie Dehullu te Gees in 1998 werd het beeld verkocht. Groei staat sinds augustus 1999 in de tuin van een familie in Arnhem.

BOEMERANG 1994-1995 Beilen


Materiaal cortén-staal en roestvrij staal, h. 1500 cm

In mei 1994 werd René de Boer door de gemeente Beilen samen met negen andere kunstenaars uitgenodigd om ieder een ideeënschets te leveren voor een herkenningsobject aan de Domoweg in Beilen. Voor de bezoldiging van de ideeënschetsen was geen geld beschikbaar. Om tot een zo objectief mogelijke keuze te komen werden de schetsen onder motto ingestuurd (dus niet op naam). Na deze ronde kregen drie kunstenaars een opdracht om hun ideeënschets uit te werken tot een ontwerp en een schaalmodel, ieder voor een bedrag van fl. 1500. Deze moesten binnen vier weken ingeleverd worden. Uiteindelijk werd het ontwerp van René de Boer uitgekozen.
De kunstcommissie van de provincie Drenthe, die de helft van het object zou mee betalen, moest echter ook akkoord gaan. In totaal was er fl. 50.000 beschikbaar, inclusief fl. 1500 voor het ontwerp. De kunstcommissie van de provincie lag echter dwars. Die vond het beeld te hoog en wilde, dat er nagedacht zou worden over kleurgebruik. René de Boer ging hier om principiële redenen niet mee akkoord: een kunstcommissie kan hooguit op voorhand voorwaarden stellen, maar dient niet te infiltreren tijdens het creatieve proces van een kunstenaar. Dat is niet de taak van commissieleden. Daarop besloot de gemeente Beilen de totale financiering van het beeld op zich te nemen. In oktober 1994 werden de contracten getekend en kon met de uitvoering begonnen worden. In februari 1995 werd het beeld geplaatst en in september 1995 werd het onthuld door de wethouder van de gemeente Beilen.
Het idee om bij de Domoweg, een invalsweg vlakbij de snelweg, een boemerang te maken kwam van Colette Jesse, de partner van René de Boer. Bij een gezamenlijk bezoek aan plek viel haar de boemerangvorm op in de kromming van de weg. René de Boer werkte dit idee samen met zijn vriend Bram Hoogendam uit tot een cortènstalen Boemerang van 15 meter hoog.
De scherpe snijkant van de Boemerang, die ruim tien meter lang is, werd van glanzend roestvrij staal gemaakt. Dit deel wordt ‘s avonds verlicht zodat de het beeld nog meer een signaalfunctie krijgt. De Boemerang staat iets uit het lood om aan te geven dat hij met veel vaart de grond is ingeslagen. De suggestie, dat een deel in de grond verankerd zit, wordt ook door de zwaardere, bredere onderkant van het beeld geaccentueerd.
De Boemerang, ruim drieduizend kilo zwaar, werd in de werkplaats te Usquert uitgevoerd met hulp van lasser Henk van Dijk, van een uitzendbureau. Ook de fundatie van 3 kubieke meter beton werd zelf uitgevoerd.

HOORNEN 1995 Usquert
Materiaal fosforbrons en messing, h. 60 c 100 cm, br. 60 cm

In 1995 gebruikte René de Boer het materiaal fosforbrons om twee hoornen te maken. Het fosforbrons gebruikte hij eerder in een aantal Mezzing projecten. Dit materiaal is veerkrachtig en buigzaam.
Bij de Mezzing-projecten gebruikte hij de spanning, veerkracht en klank van het materiaal messing en fosforbrons. Bij sommige Mezzing-projecten werden slagwerkers en of dansers uitgenodigd. De klankmogelijkheden van de platen messing konden door de dansers met hun eigen lichaam worden veranderd. Ze konden met de platen schuiven, ritselen, hangen en springen. Elke verandering in beweging werd zo een belangrijk element in de toonvorming. René de Boer eindigde zijn Mezzing-projecten met ‘Eind MeZZing’. Hij plaatste een fosforbronzen plaat van ruim vijf meter tussen de uiteinden van een grafkist, waarin hij een afgietsel van zichzelf maakte
Bij de Hoornen werd de beweging en spanning van het materiaal fosforbrons vastgelegd, vastgelast.
Gedurende de hele nu al weer dertigjarige carrière van René de Boer zijn vormen uit de natuur zijn inspiratie bron geweest. Niet zelden zijn de sculpturen tot stand gekomen naar aanleiding van botvormen, peulvruchtdozen, nerfpatronen en dergelijke. De bronzen hoornen zijn robuuste omhulsels geworden die een uitnodigende bescherming bieden; inwendig voert de spiraalvorm naar een mysterieus labyrint dat oneindig lijkt. Deze beschutting wordt nog eens extra versterkt doordat de ene hoorn linksom draait en de andere hoorn rechtsom draait: elk met
hun eigen deel vormen ze een elkaar aanvullend besloten geheel. De komvormige buitenranden van de bronzen schelpen, rustend op de grond, vangen bij regen water op. De associatie met het tij is dan onvermijdelijk, evenals de associatie met vruchtbaarheid waarvan de hoorn immers het symbool is.




WERKMANPOORT 1995 Groningen, Westerbork


Materiaal, roestvrij staal, gedeeltelijk gekleurd, h. 395 cm

In 1995 herdacht Groningen de kunstenaar H.N. Werkman, 50 jaar na zijn dood, met het Werkmanjaar. Er werden in de stad en provincie Groningen tentoonstellingen uitgeschreven. De kunstbeurs nam het thema Werkman ook als uitgangspunt en nodigde tien deelnemende galeries uit, op het Werkmanjaar in te gaan.
In het voorjaar van dat jaar kreeg René de Boer het verzoek van Galerie de Blauwe Roos uit Burum, om voor de drie dagen durende kunstbeurs in de
Martininhal te Groningen een monumentaal beeld te maken dat als blikvanger moest verwijzen naar het werk van Werkman.
In eerste instantie voelde René de Boer weinig verband tussen zijn werk en dat van Werkman. Bij een bezoek aan het Centrum voor Beeldende Kunsten te Groningen, waar in 1995 een Werkmantentoonstelling was, werd hij echter getroffen door een sjabloondruk van Werkman bij het gedicht ‘Bij het graf van den Nederlandschen onbekenden soldaat’ van Martinus Nijhoff. Hij maakte ter plekke een schetsje van een detail van deze sjabloondruk en aantekeningen van het kleurgebruik. Op basis van deze schets werd een schaalmodel (1:10) geconstrueerd van gips, karton en zink, ongeveer 40 centimeter hoog. Zo kreeg de prent een ruimtelijke vorm, met de bedoeling dat de poort ook letterlijk te betreden zou zijn.
Drie uit elkaar gescheurde helblauwe poten, dragen de blauwe horizontale driehoekige, 50 centimeter hoge architraaf. Deze architraaf is een open vorm, zodat je staande in het beeld de hemel kunt zien. Deze open vorm, die René de Boer de vierde dimensie noemde, symboliseerde de overgang van leven naar de dood. René de Boer interpreteerde de vlamvorm van de sjabloon van de prent van Werkman in vaandels. Deze drie bloedrode vaandels wapperen boven op de poort op een hoogte van 3,95 meter.
René de Boer voerde de Werkman Poort in roestvrij staal uit en financierde de materiaalkosten zelf. Het beeld werd zo gemaakt dat het in onderdelen vervoerd kon worden. De architraaf kwam met bouten aan de poten vast en de drie rode vaandelvormen konden in de architraaf staan.
De gemeente Groningen wees een subsidieverzoek van slechts fl. 3000 af: de Poort van René de Boer zou te weinig toevoegen aan de prent van Werkman. Met hulp van kunstcriticus Friggo Visser, ging René de Boer in beroep. Maar de gemeente Groningen wees dat af.
Nadat de Werkman Poort in 1995 drie dagen op de kunstbeurs had gestaan, werd er naar een nieuwe bestemming voor het beeld gezocht. De gemeente Leens, waar Werkman geboren was, raakte zeer geïnteresseerd, maar kreeg het financieel niet rond. In 1998 werd het beeld geplaatst in Gees, in de beeldentuin van galerie Dehullu. Daarna kreeg het beeld een plaats in de tuin van Paulus Morssink te Middelstum. Op advies van Friggo Visser, de al eerder genoemde kunstcriticus, kwam een delegatie van het Herinneringscentrum Voormalig Kamp Westerbork, het beeld in Middelstum bekijken en besloot de Werkman Poort aan te kopen. Het beeld werd begin maart 2000 onthuld.
René de Boer zijn monumentale hemelpoort fungeert bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork als een opvallend markerings- en aandachtspunt. Bij het betreden van de poort roept deze plek op tot bezinning en meditatie. Het beeld is een hommage aan de op 10 april 1945 door de nazi' s bij Bakkeveen vermoorde drukker en beeldend kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman, die in de periode 1940-1945 met zijn literaire publicaties en kleurdruksels een felle aanval deed op de bezetter en diens antisemitische beleid.
De hemelpoort van René de Boer hoort in Westerbork thuis door de verbondenheid met de beeldend kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman, die zich sterk maakte voor de joodse cultuur.

HEMELPOORT 1996 Burum
Materiaal rollen en pakken stro, h. 450 cm, br. 750 cm

In de zomermaanden van 1996 organiseerde de Stichting Kunst Manifestatie een beeldenroute in en rond het dorp Burum. Burum ligt net in Friesland op de grens van Groningen. Vijftien kunstenaars uit de provincie Groningen, Friesland en Drenthe kozen een plaats uit die tot hun verbeelding sprak.
René de Boer koos een terp even buiten het dorp en bouwde daar een installatie van rollen en pakken stro. Strobalen zijn in de zomermaanden een kenmerkend verschijnsel in dit landschap, vandaar dat René de Boer dit materiaal als uitgangspunt nam om mee te werken. Hij bouwde een Hemelpoort van 4,50 meter hoogte en 7,50 meter breedte. De pakken stro werden ondersteund door steigermaterialen.
Op de terp van Burum was de Hemelpoort van verre te zien, als meditatief teken, zoals een kerk op een terp, waarvan er veel in deze streek staan. De Poort fungeerde als symbool van de overgang van het leven naar de dood. Deze tastbare, aardse vorm was gemaakt van vergankelijk stro en voerde zo naar de vergankelijkheid.
De Hemelpoort heeft op de grond drie doorgangsruimtes. Door deze binnen te gaan is het mogelijk de omhoog gerichte doorgangsruimte als vierde dimensie te ervaren.

BOEK 1997 Zwolle, Gees, Haren, Westernieland, Paasloo, Middelstum


Materiaal messing, h. 200 cm, br. 100 cm, diep 50 cm

Het Boek dat René de Boer in 1997 maakte lijkt tussen zijn eerder gemaakte beelden een vreemde eend in de bijt. Het beeld is expliciet herkenbaar als boek. Het is twee meter hoog en is iets opengeslagen maar de inhoud is nog net niet leesbaar. De inhoud van het boek blijft dus onbekend, waardoor het beeld een mysterieuze spanning krijgt.
Het beeld is gemaakt van messing en lasbrons. De buitenkant is goudkleurig glad geschuurd en de binnenkant is, door inwerking van zuren, donker van kleur. René de Boer gebruikte voor de voor- en achterkant van het Boek vier millimeter dikke onversneden messingplaten (de platen komen in deze maat uit de fabriek). Het gebruik van zulke platen, was ook in zijn eerdere MeZZing-projecten te zien en bij de Kringloop in het Groninger Stadspark.
Toen de rug en de bladzijden erin gelast werden, gingen de dikke messingplaten krom staan door de hitte. Dit werd niet gecorrigeerd maar geaccepteerd als een aspect van de vormgeving van het boek. Het beeld stond in 1997, tijdens de ‘Beeld en Beeld’ kunstroute te Zwolle, voor het gebouw van een notariskantoor. Het notariskantoor heeft het Boek een aantal jaren geleast. In 2000 verhuisde het kantoor en was er geen plaats meer voor het Boek.
Het Boek heeft op verschillende plaatsen tentoongesteld gestaan: galerie Dehullu in Gees (1998), de Hortus in Haren (2001), galerie de Boog in Westemieland (2002) en de beeldentuin De Paasloërhof in Paasloo (2003).
Bij een definitieve plaatsing moet er rondom het Boek een bankje komen van ongeveer 40 centimeter hoogte. Het Boek komt dan ook 40 centimeter hoger te staan, je kijkt er dan iets meer tegenop en kunt op de bank je krantje lezen.